Concept > Nederlands > literatuur > Jona Oberski-Kinderjaren

Jona Oberski-Kinderjaren

 

Deel 1 (t/m  p. 17):  geef te allen tijde handgeschreven antwoorden resp. bewerkingen in volledig en netjes geformuleerde zinnen.

1.    Vat de 4 verhaaltjes kort samen Heb daarbij aandacht voor de personen, tijd en ruimte.

I:1

Vergissing

De niet met name genoemde ik-figuur, een jongetje van een jaar of drie, is met zijn moeder vanuit Amsterdam naar een barakkenkamp (Westerbork) gevoerd. Zij zegt dat het een vergissing is en verzekert hem dat ze binnenkort naar huis mogen. Na een week gaan zeinderdaad terug. Vader wacht hen huilend op.

I:2

Harlekijn

Op de dag dat hij jarig is, wordt hij al vroeg door zijn ouders gewekt en de huiskamer binnengedragen. Op tafel liggen allerlei cadeautjes. Het eerste pakje bevat een harlekijn. In het bed van zijn ouders speelt hij met de trekpop. De andere cadeautjes laat hij eerst nog liggen.

I:3

Kruidenier

Terwijl zijn moeder boodschappen doet, speelt hij in een zandhoop voor de deur van de kruidenier met zijn emmertje en een schep. De zoon van de kruidenier, een grote jongen,lacht hem uit om zijn jodenjas, trekt de capuchon van zijn hoofd en trapt tot twee keer toezijn zandtaartjes stuk. Huilend rent hij naar huis, waar zijn moeder hem troost. Zijn vader vraagt de kruidenier de volgende dag om opheldering. Deze weigert te geloven dat zijn zoon zoiets doet. Sindsdien verkoopt hij hun geen boodschappen meer: 'Hij zei dat het hemverboden was.'

I:4

Glazenwasser

Terwijl een glazenwasser op een middag de ramen schoonmaakt, helpt hij zijn moeder met strijken. Hij vermaakt hem met de dansende harlekijn. Zijn moeder borstelt zijn haar. Met hun gezichten vlak naast elkaar kijken ze in de spiegel.

2. Vanuit welk perspectief wordt verteld?-

Kinderjaren is consequent in de ik-vorm geschreven. Oberski heeft gekozen voor de belevend-ik-vorm, dat wil zeggen dat de hoofdpersoon niet meer wat dan wat op dát moment verteld wordt. De schrijver heeft zich dus moeten inleven in de wereld van een driejarige in het begin. Die keuze heeft belangrijke gevolgen. Zo weet de lezer vaak meer dan het (naïeve) jongetje.

3. Hoe zie je dat aan de stijl?

Woordkeus en zinsbouw zijn die van een kind. Het woordgebruik is beperkt, vaak wordt hetvoegwoord 'en' gebruikt en dikwijls worden dezelfde woorden herhaald. De zinnen zijn opvallend kort (vaak enkelvoudig) en vaak houterig en stereotiep ('Zij zei dat... Ik vroeg...'). In dit verband spreekt men ook van 'staccato-zinnetjes'.

4. Wat verbindt de 4 verhaaltjes?

Centraal in Kinderjaren staat het verlies van (kinderlijke) onschuld. Het eerste hoofdstuk begint met een traumatische ervaring die met name de moeder in de hoofdstukken erna probeert te verzachten door telkens bij hem te zijn, hem te troosten en te kussen.  In de verschillende hoofdstukjes erna wordt het beeld van een veilige, idyllische kinderwereld uitgewerkt dat langzaam scheuren krijgt, bijv. als het zoontje van de kruidenier hem pest en uitlacht om zijn jodenjas.

5.Welke rol spelen kleuren in dit eerste deel?

Kleuren zijn een belangrijk motief in dit boek. In bijna alle hoofdstukjes worden kleuren genoemd; zoals: geel (capuchon, harlekijn, zand en baksteen), wit (lamplicht in kantoor, hoes op strijkplank, kleren glazenwasserakens), blauw (moeders kamerjas, hemel), rood (moeders haar, harlekijn), zwart (vaders haar, trekker glazenwasserjodenjassen) en bruin (vaders kamerjas). Er wordt op p. 11 gesproken over "de kleuren van de tafel" en "allerlei kleurige dingen".  De kleuren komen goed overeen met degemoedsstemming van het jongetje. Naarmate het verhaal vordert, verdwijnen de felle,primaire kleuren en verliest de wereld haar kleur. 

 

 

Deel 2 (19 t/m p. 37)

 

5. Vat de 5 verhaaltjes kort samen.  Heb daarbij aandacht voor de personen, tijd en ruimte.

 

Pont

Met zijn vader maakt hij een overtocht over het IJ. Van de pontbestuurder, een goede bekende, mag hij in de stuurhut aan het roer staan. Na afoop mag hij hem van zijn vader een sigaar geven. De pontbestuurder vindt dat de kleine al goed Nederlands spreekt. Vader zegtdat zijn zoon hier geboren is en dat ze proberen zo goed mogelijk Nederlands met hem spreken.

Meneer Paul

Moeder heeft een gele (joden)ster op zijn jas genaaid. Hij mag met zijn vader mee naar kantoor. Daar maakt hij kennis met meneer Paul. Van hem mag hij met de typemachine spelen, terwijl zijn vader werkt. Meneer Paul helpt hem de naam van zijn vader te typen.

Muiderpoort

Vroeg in de morgen maakt een soldaat schreeuwend het gezin wakker. Hij zegt dat ze moeten opschieten en meekomen. Halsoverkop pakt moeder wat spullen in koffers en tassen. De jongen neemt zijn harlekijn los mee. Na een lange wandeling komen ze bij een groot huis. Vandaar moeten ze met andere joden naar een schouwburg, waar allerlei papieren gestempeld worden. Met nog maar één koffer (meer mogen ze niet meenemen)gaan ze met z'n allen naar station Muiderpoort. Ze zien ook Trude, een vriendin. Ze stappen in de propvolle trein en vertrekken naar Westerbork. Zijn ouders zeggen hem dat ze hopen nu snel naar Palestina te vertrekken.

Blanke top

In verband met het aanstaande vertrek naar Palestina leert vader hem alvast Hebreeuwse letters. Op een avond sluipen ze naar een barak, waar ze onder leiding van een vrouw met vele anderen bekende liedjes zingen, bijvoorbeeld Waar de blanke top der duinen. Velen moeten huilen.

Verzamelplaats

Op een ijskoude avond moeten de kampbewoners op de verzamelplaats bij elkaar komen. Een man leest namen af; ook die van hen is erbij. Ze pakken hun schamele bezittingen in lakensen lopen naar de gereedstaande, overvolle trein. Ze kunnen er met moeite bij. Vader raakt inde drukte zijn 'lakenpak' kwijt en haalt nog net op tijd de trein. Hij krijgt een slaappilletje. De trein vertrekt. Iemand begint te zingen, hij zingt mee: 'het lied van de hoop'.

6. Waarom is de pontbestuurder een bijzonder iemand?

De pontbestuurder staat model voor de begripsvolle, dappere Nederlander, die openlijk laat merken niets tegen joden te hebben en die het jongetje vooral ook kind laat zijn.

7. Waarom drukt de vader zelf de bel, denk je? (p. 24)

Het is een soort code, zodat meneer Paul weet, wie er voor de deur staat, omdat werken voor joden eigenlijk verboden was. 

8. Wat is het verschil tussen meneer Paul en de pontbestuurder in de verhouding naar het jongetje? Meneer Paul en later nog veel meer de kruidenier staan voor Nederlanders, die geen antipathie tegenover joden voelen, maar die toch niet openlijk uitkomen voor hun contacten uit angst voor strafmaatregelen van de Duitsers. De pontbestuurder doet dat wel.

9. Wat hebben het verhaal Muiderpoort en het eerste verhaal gemeen?

Beide verhalen bevatten een plotselinge inbreuk op het vertrouwde wereldje van het kind en beide keren gaat het om een reis naar kamp Westerbork.

10.  Beschrijf het gedrag van de soldaat in dit verhaal.

Hij treedt gewelddadig en opgejaagd op en schreeuwt heel vaak "opschieten!". Maar hij doet dit vanuit de dwingende bevelen die hij heeft gekregen en tegen zijn eigen wil, want eigenlijk wil hij het gezin helpen, wat hij ook doet, zolang hij zeker is dat geen andere soldaten hem zien.

11. Welke rol speelt Palestina?

Sinds de verstrooiing van de joden vanuit Palestina over de hele wereld (de diaspora) is het altijd een wens van de joden geweest eens weer terug te kunnen keren naar het beloofde land. In het boek wordt het ook gebruikt als een leugentje om bestwil, om het jongetje niet de waarheid te moeten vertellen over de gruwelijkheden in het kamp. 

 

12. Waarom huilen de mensen als  "waar de blanke top der duinen" wordt gezongen? (zoek dit op)

De blanke top is destijds door Mussert en zijn NSB gebruikt als strijdlied, maar tijdens  de oorlog was het ook een soort verzetslied met de volgende tekst:

 

Waar de blanke top der duinen

Afgezet met prikkeldraad

En waar elke honderd meter

Weer zo’n vuile rotmof staat

Zing ik in het vlakke land:

Jij komt nooit in E-he-hengeland

Maar verzuipt aan dee-hee-ze kant 

 

Ook is het een officieus volkslied ter vervanging van het Wilhelmus waarin bijvoorbeeld termen als "van Duytsche bloed" gebruikt worden.

13. Waarom keek de vader de andere mensen niet aan op p. 35?

 

Omdat vermoedelijk de eigen achternaam niet is genoemd en het gezin desondanks doet alsof ze genoemd zijn. Daardoor mogen zij verder reizen, terwijl de andere bewoners in het kamp moeten blijven. Uit schaamte kijkt hij de medebewoners niet aan die hem wel geluk wensen.

 

 Deel 3 + 4 (p. 39 t/m p. 102; 10 hoofdstukken)

 

Maak een korte PPT van de hoofdstukken. Per groep richt je je op het hoofdstuk dat je toegewezen wordt, sommige groepjes zullen twee korte krijgen. Voor dit hoofdstuk maak je een korte powerpoint met: 

 

·         een korte samenvatting per verhaal;

·         een korte schets van de ontwikkeling van de hoofdpersoon;

·         de belangrijkste gebeurtenis en waarom;

                 ·         2 citaten die volgens jullie wezenlijk zijn en waarom. 

Op een blaadje mag je per persoon niet meer dan 5 losse trefwoorden  opschrijven, de citaten doe je vanuit de dia. De spreekbeurt moet je houden. De korte PPT stuur je na de presentatie naar mij via Teams onder vermelding van je teamleden.