Concept > Nederlands > werkwoordspelling

werkwoordspelling

 

Basis werkwoordspelling klas 3:

 

 

 

Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm.
t.t. = tegenwoordige tijd; v.t. = verleden tijd
OD = onvoltooid deelwoord; VD = voltooid deelwoord

Oefening 1
1.Ik heb de proefwerken nog niet corrigeren (VD).
2.De stranden (VD) olietanker bevinden (t.t.)  zich bij de kust van Texel.
3.Er werd een verkeerd signalement verspreiden (VD)  van de zoeken (VD)  misdadiger.
4.Hij hoesten (v.t.)  en proesten (v.t.)  doordat hij zich verslikken (v.t.) .
5.Hij vermoeden (t.t.)  dat het niet worden (t.t.)  vergoeden (VD) .
6.De veehouder melden (v.t.)  een toenemen (VD)  tekort aan opslagruimte voor mest.
7.De gemeente realiseren (t.t)  zich nauwelijks wat voor een overlast door het feest worden (t.t.)  veroorzaken (VD) .
8.De uitwisseling worden (t.t.)  gedeeltelijk betalen (VD)  door de Europese Unie.
9.De verbouwen (VD)  kantine worden (t.t.)  vandaag heropenen (VD) .
10 Hij had zijn glas net volschenken (VD)  , toen de pauze was aflopen(VD) .
11.Schneider stichten (v.t.)  verwarring in de achterhoede van de tegenstander.
12.De opnieuw bekleden (VD)  bank worden (t.t.)  morgen afleveren (VD) .
13.Nederland vergroten (v.t.)  met die goal zijn voorsprong op zijn verbazen (VD)  tegenstander.
14.Lachen (OD)  kijken (v.t.)  de coach naar het publiek.
15.Zo worden (v.t.)  de zo wensen (VD)  kwalificatie toch nog een feit.
16.De spelers wensen (v,t.)  echter niet met de pers te praten.
17.Het publiek juichen (v.t.)  de bekritiseren (VD)  spelers toe.
18.De kaartjes voor Duitsland kunnen worden bestellen (VD) .
19.De verkleden (VD)  tegenstanders gaan (v.t.)  teleurstellen (VD)  naar huis.
20.Hopelijk worden (t.t)  het daar een mooi toernooi.
Oefening 2
  1. Ik geloof niet dat de   foto duidelijker is. (vergroten)
  2. Mijn vriend   dat een goed idee. (vinden)
  3. De tuchtrechter heeft advocaat Bram Moszkowicz levenslang  . (royeren)
  4. Heb jij dat filmpje van de presentatie al  . (uploaden)
  5. Bram Moszkowicz mag van de Raad van Discipline het vak van advocaat niet meer      (uitoefenen)
  6. In Enschede hebben ze veel    wegen. (verbreden)
  7. De wegwerkers  vorig jaar ook veel wegen in Hengelo. (verbreden)
  8. Hij  vorig jaar om alle domme grapjes die werden verteld. (lachen)
  9. Van mijn oma heb ik deze mooie armband   (erven)
  10. Ik heb mijn adressenbestand per ongeluk      .(deleten)

Oefening 3

  1. Dat  je toch niet te voor de voeten geworpen?  (worden)
  2. Heb je je nog   tijdens de les?     (vervelen)
  3. Toen de orkaan kwam,  het leger een half miljoen mensen uit het gebied.(evacueren)
  4. Wat  je nu weer verweten? (worden)
  5. Vorig jaar  de directieleden voor een strengere aanpak. (pleiten)
  6. Ik   deze vraag niet. (beantwoorden)
  7. Hij  toen van mij dat ik de rekening betaalde. (verwachten)
  8. Hij  de foto zodanig dat alle details zichtbaar waren. (vergroten)
  9. Er wordt nog steeds afval langs de kant van de weg  . (dumpen)
  10.  Niemand  nog tegenwoordig; snowboarden is de nieuwe wintersport.  (skiën)

Oefening 4

werkwoord betekenis hij/zij/het (t.t) voltooid deelwoord
1. crashen ineenzakken crash gecrash
2. bingoën bingo spelen bingoo gebingoo
3. beachvolleyen strandvolleybal spelen beachvolley gebeachvolley
4. managen besturen manag gemanag
5. teambuilden de onderlinge band versterken teambuil geteambuil
6. debaten discussiëren debat gedebat
7. stalken iemand steeds lastigvallen stalk gestalk
8. spurten rennen spur gespur
9. stagediven vanaf podium het publiek induiken stagediv gestagediv
10. skeeleren rolschaatsen skeeler geskeeler
11. wordfeuden wordfeud spelen wordfeu gewordfeu

 

 

antwoorden 

 

formatieve toets 1 

 

https://onzetaal.nl/taaladvies/engelse-werkwoorden/